1934, Duitsland. De tienjarige Peter woont met zijn ouders in een klein stadje. Zijn vader, een ondergrondse communist, wordt gearresteerd. In de zomervakantie strijden de kinderen uit de buurt in twee teams, die om de beurt de overhand hebben. Het ene team, onder leiding van Ewald, imiteert de nazi's, terwijl het andere, onder leiding van Fritz, het voorbeeld van zijn communistische vader volgt.